vrijdag 16 maart 2012

Cohousing, Europese revival van een sociaal sterk concept

Internationale aandacht voor gemeenschappelijk wonen

Op uitnodiging mocht ik als gastspreker in het weekend van 11 maart 2012 een internationale conferentie in Tours bijwonen over “self-managed cohousing”. In goed Nederlands: gemeenschappelijk wonen in zelfbeheer. Lidewij Tummers, een Rotterdamse architecte die verbonden is aan de TU Delft en al jaren zeer begaan met dit onderwerp, kreeg als gastonderzoeker bij de Universiteiten van Tours en Orléans de kans om kennis over dit thema uit heel Europa bijeen te brengen. En dat deed ze.

Cohousend Europa
In het kader van Le Studium en haar betrokkenheid bij alternatieve manieren van omgaan met vastgoed trof heel cohousend Europa elkaar. Van Luc Jonckheere uit België tot Marta Corubolo uit Italië en Michael Lafond uit Berlijn. Een speciaal onderdeel van het programma was gereserveerd voor Adri Duivesteijn en Jaccqueline Tellinga die het verhaal van het Homeruskwartier in Almere kwamen vertellen.

De conferentie vond plaats in het oude Hotel de Ville van Tours, een fenomenaal gebouw dat de conferentie een grandeur verleende dat voor Nederlandse begrippen ongekend was.
Wat zeer frappant bleek te zijn, was dat het Lidewij gelukt is om in het hart van Frankrijk een conferentie in het Engels te organiseren. Iets dat voor Franse begrippen uniek is. Voor een aantal Fransen bleek het helaas ook onverteerbaar en was het een reden om weg te blijven.

Revival van cohousing
De conferentie kende een programma met boeiende presentaties van mensen die dicht op de dagelijkse praktijk van cohousing zitten tot puur wetenschappelijke studies en boekpresentaties. De sprekers waren het roerend met elkaar eens dat er sprake is van een “revival”. Cohousing ademt voor velen nog de sfeer van de jaren tachtig en dat geldt voor de meeste Europese landen.

Groeiende belangstelling voor gemeenschappelijk wonen
Het gemeenschappelijk wonen kent echter een groeiende belangstelling. In de loop van de negentiger jaren is de belangstelling voor cohousing afgenomen maar sinds een jaar of vijf zit deze woonvorm duidelijk weer in de lift.
Dit signaleert het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg overigens ook. Al in december 2008 organiseerde het kenniscentrum een kenniscafé over dit onderwerp naar aanleiding van het boeiende rapport ‘Gemeenschappelijk wonen op leeftijd’ van Verwey-Jonker Instituut.
Dit jaar gaat het Kenniscentrum ook activiteiten rond dit thema ontwikkelen en dat lijkt me gezien de groeiende interesse in binnen- en buitenland een goede zaak.

Met gebouwde omgeving sociaal gedrag beïnvloeden
De toenemende aandacht blijkt regelmatig in de media maar zoals op deze conferentie bleek, wordt tegenwoordig ook erg veel onderzoek naar cohousing gepleegd. Wat voor velen erg boeiend is, zijn de mogelijkheden van cohousing om invloed uit te oefenen op het sociale gedrag van de bewoners. Kan de gebouwde omgeving zó ontworpen worden dat deze een positieve uitwerking heeft op het sociale gedrag van de mens? En hoe organiseer je het proces van de totstandkoming van huisvestingsprojecten?

Annet Ritsema sprak over de “intermediate size” om aan te geven dat de schaal van projecten wezenlijk is op het welzijn van de bewoner. Voor professor Yves Cabannes (University College London) ligt de sleutel in de coöperatieve aanpak door bewoners zelf.

Toenemend individualisme
Over de reden van de revival, en daarmee de relevantie van het onderwerp, werd veel gesproken. Wellicht is het een reactie op het toenemende individualisme in de laatste decennia. Maar het kan ook te maken hebben met de elkaar opvolgende crises of de verrechtsing in Europa. Duidelijk was wel dat er volop positieve kansen in cohousing schuilen en er een enorme potentie voor deze woonvormen bestaat.

De tweedaagse conferentie heeft veel nieuwe inzichten opgeleverd. Cohousing komt het meest voor in Duitsland, Denemarken en Nederland. Daar hebben we het over duizenden projecten. In België en Zweden komen enkele honderden projecten voor. In Frankrijk gaat het slechts om tientallen. En in landen als Noorwegen is het daarentegen vrijwel onbekend.

30% Europese bevolking interesse in cohousing
Uit onderzoek blijkt ook dat in bijna alle Europese landen zo´n 30% van de bevolking interesse heeft in cohousing. Een positieve uitzondering daarin is Italië waar meer dan de helft voorstander is van deze woonvorm. Toch woont op dit moment slechts 0,3% van alle mensen in een gemeenschappelijke woonvorm.

Uit de internationale contacten blijkt ook dat er veel begripsverwarring bestaat over cohousing. Cohousing in België is iets anders dan cohousing in Duitsland, Nederland of Engeland. Habitat groupé, Centraal wonen, Mietkasernen, allemaal begrippen die vormen van Cohousing kunnen zijn. Maar dat niet voor iedereen zijn.
Ik dacht, laat ik voor 1 keer de wijste zijn. En nu eens een keer niet met het eigen concept "Karakterpanden" voor de dag komen. Dat doe ik een volgende keer wel weer.
Bernard Smits

PS. Lees ook de tekst van mijn bijdrage op de conferentie

Bernard Smits is directeur van de Woningbouwvereniging Gelderland (WBVG). Kenmerkend voor de panden van deze kleine woningbouwvereniging is de grote mate van zelfbeheer en betrokkenheid. De WBVG bezit uitsluitend projecten gemeenschappelijke wonen en heeft bijzondere aandacht voor de sociale component: gezamenlijke activiteiten en zorg voor elkaar.



maandag 5 maart 2012

Welzijn op recept


"We zitten in een sociale spagaat", aldus Dennis Duiker, directeur van Movactor, een bijzonder goed functionerende welzijnsorganisatie, actief in Nieuwegein en Woerden. Hij bedoelt hiermee dat we langer doorwerken, maar tegelijkertijd ook meer zorg bieden. Althans, dat zijn de verwachtingen gezien de toekomst waarin er meer ouderen komen, minder personeel beschikbaar is en bestaande regelingen versoberen. Duiker heeft een aansprekende visie om niet uit te scheuren bij deze spagaat. Het gaat erom dat we individu en samenleving motiveren en toerusten. Hij ziet drie oplossingen om mensen toe te rusten iets voor elkaar te betekenen én het mentaal vermogen van mensen te versterken. 

Sociaal contact bevordert ons welzijn.
Foto: Chris Pennarts
Sociale verkeerspleinen
Als eerste wil hij meer ‘sociale verkeerspleinen’ in de wijk creëren. Plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, waar mensen gastvrij ontvangen worden. In het restaurant Fair’s gesitueerd in het stadhuis van Nieuwegein werkt vriendelijk personeel. Van groot belang en behoort tot de dimensie ‘toegankelijkheid’. Dat wordt nog wel eens onderschat! 

Gelegenheid bieden voor inzet
Ten tweede is het belangrijk om mensen de gelegenheid te bieden zich in te zetten (‘gelegenheid’ bieden) en te ondersteunen (‘capaciteit’). Je moet in twee opzichten dus ‘kunnen’. De gelegenheid hebben en het kunnen qua capaciteit. Zo kan mevrouw Jansen met Parkinson misschien de kinderen van de heer van der Brink naar school brengen zodat hij zijn buurman kan helpen voordat hij naar zijn werk gaat.

Versterken mentaal vermogen
Ten derde is het versterken van het mentale vermogen van mensen essentieel. Dat is de basis voor maatschappelijke ondersteuning.  Hij baseert zich onder andere op het boek ‘Mentaal vermogen. Investeren in geluk’ van Jan Auke Walburg. Iets betekenen voor een ander, (vrijwilligers)werk, gezond leven en sociaal contact. Duiker meent dat we meer moeten kijken naar kwaliteit van leven, dat we arrangementen bieden en meer verbinding zoeken tussen wonen, zorg en welzijn. Zo kent hij een praktijkvoorbeeld van  een alleenstaande oudere man die dankzij de cursus ‘mannen met pannen’ nu in een nabijgelegen buurthuis voor bezoekers kookt. Terwijl hij na het overlijden van zijn vrouw de eerste jaren geen pan heeft aangeraakt omdat hij dat in zijn leven nog niet eerder had gedaan. Hij slikte pillen tegen van alles en was ‘chemisch gelukkig’.

Welzijn is onderdeel zorg
Het verbinden van deskundigheden in wonen, zorg en welzijn  krijgt in Nieuwegein vorm via de nauwe samenwerking met gezondheidscentrum Roerdomp en EMC Nieuwegein. Dennis Duiker werkt heel nauw samen met Jan Joost Meijs en Karen de Groot van Gezondheidscentrum de Roerdomp en Erik Asbreuk van EMC Nieuwegein. Zij investeren in preventie en menen dat welzijn een essentieel onderdeel is van zorg en lang voor indicatie begint, maar ook daarnaast een grote rol blijft spelen. Misschien wel de grootste.
 
Behoefte aan contact en zingeving
De huisartsen merkten dat zeker een derde van hun patiënten met ‘vage’ klachten op het spreekuur kwamen, waarbij duidelijk was dat zij behoefte hebben aan contact en aan zingeving. Het idee om de banden met welzijnsorganisatie aan te halen was geboren. Met deze methode gaan mensen die bij de huisarts komen met psychosociale klachten meedoen aan welzijnsactiviteiten zoals bewegen, creatieve activiteiten of met elkaar koken en eten. De huisarts verwijst dus door naar deze activiteiten. Mensen maken dan zelf een keuze uit een welzijnsarrangement. En verhogen uiteindelijk zelf hun welbevinden. 

Methode Welzijn op recept
De methode ‘Welzijn op recept’ is op basis van dit idee en samen met Jan Walburg ontwikkeld. Er vindt nu onderzoek plaats naar de effecten van deze methode. Eind 2013 is dit onderzoek gereed. Zorg en welzijn zitten helemaal op één lijn in Nieuwegein. Ik meen dat samenwerking met de eerstelijnszorg ook in de rest van Nederland meerwaarde biedt.



Door Yvonne Witter, adviseur bij het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. Binnen het Kenniscentrum richt zij zich op de thema's: klantparticipatie, woonvariaties, kleurrijk wonen, welzijn en zorg en buur(t)projecten.