dinsdag 29 januari 2013

Ouderen in de hoofdrol

Laatst kreeg ik van een goede vriend een dvd box kado met allemaal films waarin ouderen de hoofdrol spelen. Ik was er om twee redenen heel blij mee. Ten eerste omdat ik bezig ben met het mee organiseren van enkele filmfestivals (het eerste op 28 februari in Eye Amsterdam) en altijd op zoek ben naar mooie en passende films. Dat doe ik vanuit mijn betrokkenheid bij stichting Art Age, een stichting die hechte relaties tussen generaties en het debat over zorg voor elkaar en de samenleving stimuleert. Ten tweede, en dat is nog essentiëler, omdat ik het fijn vind dat ouderen op allerlei manieren in beeld komen. Dus niet alleen bij discussies over kosten van vergrijzing of om stereotypen uit te vergroten. Het is juist belangrijk te laten zien dat ouderen volop in de maatschappij staan. Het aantal ouderen neemt toe, maar dat zie je te weinig terug in de media en op andere plekken. Dat is voor ons van stichting Art Age een belangrijke reden om een filmfestival Forever Young te organiseren. 

Meer podium voor ouderen
Er lijkt een kentering te zijn. Ouderen krijgen steeds meer een podium. Zo heeft Ari Seth Cohen het boek Advanced style gemaakt met zijn foto’s van oudere vrouwen. Hij maakt hier ook een documentaire over en blogt. In het theater zie je dat de ouderdom niet wordt geschuwd. Multimediale theatergroep PIPS:lab maakte bijvoorbeeld de voorstelling Diespace 3.0, een internetcommunity voor overledenen. Zij spreken tijdens de voorstelling over ‘greyification’, met het oog op de toename van het aantal ouderen (bron: review de Volkskrant). Humor is belangrijk. Maar ook ontroering, zoals in de aangrijpende  theatervoorstelling U bent mijn moeder die al jaren geleden is gemaakt maar nu bewerkt is en weer wordt opgevoerd.

Kunst over ouder worden
Kunst over het ouder worden geeft voer tot gesprekken over verschillende aspecten van het ouder worden. Zo hoorde ik bij het zien van de Franse film ‘Tous ensemble’ - over vijf Franse ouderen die samen gaan wonen - twee jonge meiden na afloop zeggen: ‘Nou, deze film moeten we nog maar eens zien als we 60 zijn. Zo wil ik ook wel ouder worden’. De zaal was met name gevuld met zestig-plussers die na afloop ook met elkaar van gedachten wisselden. Bij de film ‘Amour’ van regisseur Michael Haneke zat een goede mix van jong en oud in de zaal. De jongeren verzuchtten: ‘Heftig, zeg’. De senioren in de zaal waren erg stil na afloop van deze indrukwekkende film.

Jong zorgt voor oud en andersom
Een ander aspect dat wat mij betreft meer op waarde mag worden geschat is de ontmoeting tússen de generaties. De solidariteit tussen generaties lijkt wat onder druk te komen door de discussies over pensioenen en zorg. In dialoog met elkaar blijven is belangrijk en ook de waarde zien van contact. ActiZ, organisatie van zorgondernemers, probeert ook om dergelijke gesprekken op gang te brengen. Zo organiseert deze brancheorganisatie niet alleen interessante debatten in het kader van de campagne Het nieuwe ouder worden maar ondersteunt zij ook het filmfestival Forever Young. Daarnaast is ActiZ op dit moment bezig met een tv serie over jonge mensen die werkzaam zijn in de zorg. Dat is prachtig. Laat dit aspect ook maar eens in beeld komen. Dat werken in de zorg een belangrijk element is in de samenleving waar we eigenlijk weinig van weten als we er niet mee te maken hebben. Jong zorgt voor oud. En vice versa!

Forever Young
Tijdens het eerste filmfestival op donderdag 28 februari draait de documentaire NU OF NOOIT. In deze prachtige documentaire zie je deelnemers, jong en oud, aan een muziektheatervoorstelling. Zij worden gevolgd en de kijker krijgt een indruk van de reden  waarom ze meedoen, hoe is het voor verschillende generaties om samen te zingen. Dat brengt zo mooi in beeld in wat we met het  filmfestival beogen: een never ending dialoog tussen generaties. Dat houdt de samenleving forever young en levend, met respect voor elkaars talenten. Een samenleving waar jong én oud een gelijkwaardige (hoofd)rol spelen.

Meer informatie

Door Yvonne Witter, bestuurslid Stichting Art Age en adviseur bij het Aedes-Actiz Kenniscentrum Wonen-Zorg. Binnen het Kenniscentrum richt zij zich op de thema's: klantparticipatie, woonvariaties, kleurrijk wonen, welzijn en zorg en buur(t)projecten.

dinsdag 8 januari 2013

Miljoenen te verdienen met huisvestingsbeleid senioren

Door Bram Klouwen

De ouderenbond ANBO heeft, ondersteund door BZK, onderzoek gedaan naar lokaal beleid voor ouderenhuisvesting. ANBO stelt dat uit het onderzoek een fors tekort aan seniorenwoningen blijkt. Kranten en journaals nemen dit over. Dit blijkt echter niet uit het onderzoek. De volgende kop was eerlijker geweest: volop aandacht voor huisvesting van ouderen. Want, zo blijkt uit het prima ANBO-onderzoek, 90% van de gemeenten is bezig met huisvestingsbeleid voor senioren. Zij worstelen echter met de uitvoering. En juist daar is veel (financiële) winst te halen.

Roep om meer seniorenwoningen niet meer van deze tijd
Jammer dat het ANBO onderzoek nu wordt gebruikt voor het afdraaien van een grijsgedraaide (belangengestuurde) plaat van meer seniorenwoningen. Jammer dat het onderzoek niet benut wordt als aanzet voor een moderne aanpak bij lokaal beleid. En jammer dat belangenbehartiging het wint van goede onderzoeksjournalistiek.
Seniorenwoning. Foto: Ed NolteDe invulling die de ANBO geeft aan het onderzoek stamt uit de tijd dat mijn grootouders bejaard waren. Seniorenwoningen waren die kleine huisjes aan de rand van het dorp of een flatje in de stad. Die ‘seniorenwoningen’ worden door woningcorporaties inmiddels aan jonge starters verhuurd. De roep om meer van deze seniorenwoningen is dus vooral ketelmuziek.

Moderne ouderen zijn vaak actief, vitaal en zelfstandig
Interessanter dan de boodschap dat meer seniorenwoningen nodig zijn, is vooral de vraag hoe we ervoor zorgen dat mensen tot op hoge leeftijd zelfstandig in hun huidige woning kunnen functioneren; zeker met  het oog op de bezuinigingen en wijzigingen in zorgland. Wat is nodig in een tijd dat mensen actief, vitaal en zelfstandig leven? Ouderen zijn geëmancipeerd en laten zich niet meer in hokjes dringen. Het huisvestingsvraagstuk behoeft daarom op een moderne manier aandacht. Daartoe breng ik drie noties naar voren.  
  • Mensen verhuizen niet
    Iemand is pas oud als hij vijf jaar ouder is dan hij nu is. Deze perceptie van ouderdom leidt ertoe dat mensen wel nadenken over een toekomstige andere woonsituatie, voor als je ouder bent, maar in de praktijk niet verhuizen. Naast de ervaren ‘jonge’ leeftijd zijn het gedoe, het missen van noodzaak en de verknochtheid met het huis en de omgeving belangrijke redenen dat mensen blijven wonen in hun rijwoning, tweekapper of vrijstaande woning. Keerzijde is dat die woning vaak niet geschikt is voor als mensen minder goed ter been zijn.
  • Zorgvragers zijn zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting
    Daarbij is er een groeiende groep mensen, waaronder veel ouderen, met een zorgvraag. Door bezuinigingen in de AWBZ komen minder zorgbehoevenden in een zorgcentrum terecht. Met een lichtere zorgindicatie wordt verblijf in een zorgcentrum niet meer meegefinancierd vanuit de AWBZ. Het ligt voor de hand dat mensen met een lichte zorgvraag die zorg thuis gaan krijgen. Traditioneel komen mensen in die situaties bij gemeenten terecht voor allerhande hulpmiddelen: woningaanpassingen, rollator, scootmobiel, activiteiten, etc. Maar ook bij gemeenten gaat de hand op de knip. Mensen worden terugverwezen naar hun eigen verantwoordelijkheid. One-liners die het daarbij goed doen: ‘een kinderwagen krijg je toch ook niet vergoed’ of ‘wat je bij de Gamma kan kopen hoeft door de overheid niet betaald te worden’.
  • Valpreventie in woningen bespaart miljoenen aan zorgkosten
    In de derde plaats zijn toegankelijke bestaande woningen vanuit volksgezondheids- en economisch perspectief noodzakelijk. Jaarlijks vinden in Nederland 145.000 valongelukken plaats die bij de spoedeisende hulp of het ziekenhuis terecht komen. Hiervan vindt 40% in huis plaats (dat zijn bijna 60.000 valongelukken). De gemiddelde medische kosten bedragen €7.000 per valongeluk: in totaal dus een medische kostenpost van ruim €400 miljoen per jaar. Als door aanpassingen van woningen hiervan 10% voorkomen kan worden, levert dit een besparing op van €40.000.000 (er zijn ervaringen die wijzen op een besparing van 15% à 20%).

Nieuwe coalities met marktpartijen nodig om winst te boeken
Deze drie trends samen geven aan dat aandacht nodig is voor toegankelijke woningen, zoals ook de ANBO bepleit, maar niet in de eerste plaats door nieuwbouw. Ik merk dat gemeenten dit zien, maar worstelen met een concrete aanpak. Daarbij wordt snel naar de eigen verantwoordelijkheid verwezen. Maar is dat wel economisch rendabel. Leidt die verantwoordelijkheid tot de besparing op zorgkosten die we voor ogen hebben? Laten we hier zakelijk naar kijken.
Als besparingen van een toegankelijke woningvoorraad zo evident zijn, waarom bezuinigen gemeenten dan op de Wmo en leggen zij de verantwoordelijkheid bij mensen zelf? Een belangrijke reden hiervoor is dat de kosten bij de gemeenten liggen en de besparing op zorgkosten bij verzekeraars. Ligt samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars dan niet voor de hand? En wat te denken van de rol van aannemers en bouwmarkten bij het comfortabeler maken van woningen? Voor hen liggen er kansen voor meer omzet, noodzaak voor veel bedrijven. Zaak is op lokaal niveau coalities te smeden van belanghebbenden.
Het ANBO-onderzoek is een prima aanleiding om vooral hiermee aan de slag te gaan.

Meer informatie:

Door Bram Klouwen, Algemeen directeur Adviesbureau Companen en Adviseur woningmarkt en gedrag.